Gedicht dat sedert den jare 1850 gebeurt is wegens het verongelukken van schokkers en bezaanne.



Hier dit pernis ons oude plaas              
Is geleegen aan de Maas
En ons land bouwen vol met strijt
En tot een Zeemans huis bereid
Ik ben al van pernisse ree
Gevaren na de 
Woeste Zee
Ik wenst dat God met goed gewin
Ons weer Zal brengen de Haven in,
Ach komt toch eens beschouwe
Wat komt een Zeeman niet
Al dikmaals in benaauwe
’t Jaar vijftig dat zal hier
Al van Getuige weze
Hoe dat een 
Zware storm
In zee is opgereze
Die weggenoome heeft
Een Schokker met Zes Ziele
Die hier de wreede dood
Zo spoedig ging verniele
Wel Leendert Verschoor
Moest u dat over koome
Wert zoo uw schip vernielt
Gezonken in de stroome
Mijn wens is dat de Heer
De Weduwe beware
En ook die arme weeze
Die achter Zijn gebleve
Wens ik dat Gods gena
Geniete in dit leeve
Nog is het einde niet
O waarde mens 
Ge Preze’t Jaar eenenvijftig zal
Alweer getuige weeze
Hoe dat er een bezaan
Heel dichte bij het land
Verbrijszeld is in kort
Verzonke in het zand
Wel Dirk Oudenaar
Moest uw dat ook gebeure
Daar nu nog heden daags
De weduwe om treure
Ja niet alleen uw schip
Maar gij en Al uw volk
Zoo in een oogenblik
Verzonken in die kolk
Nog zijnne wij er niet
Nog weer drie jaare laater
Beurt weer hetzelfde toe
Al op het wijde water
Al weder een bezaan
Al van pernis gevare
Die weggebleve is
Al op die woeste Baare
Wie dat het toe ook was
Blijf hier ook niet verzweege
Het was een jonge man
Geheete Jan Versteege
Toe is die schuit vergaan
In ’t laatste van September
Al door een zwaare storm
Die er toe is geweest
Wat is er niet gebeurt
Al met dat zwaar tempeest
Toe is die schuit vermist
Daar nooit niet van gezien
Maar later is gevist
Ja niet alleen de schuit
Maar nog zes nevens jan 
Al waar der ooit meer iets 
Is voor ons oogen dan
Wie die het dan ook zijn
Dat zal ik uw verklare
Jan ’t Hart en ook Jan Spuij
Die om haar sooper brood
De zee moeste bevaare
Den vierde Klaas Noordzij
En Maarte Barendrecht
Die was er ook al bij
Nu nog twee jongelingen
Die zal ik ook nog schrijve
Die ook al bij die schuit
Op ’t water moeste blijve
Den eerste  was zijn naam 
Geheete Manis Koster
Wie dat den jongste is
Dat zou gij Wellicht vraage
Dat was een jong bloem
Geheete Jan Verhaage
Intusse nog een schuit
Van kralinge gevaare
Die ook gebleeve is
Op ’t kantje van de Baare
Daar was toe van pernis
Dan ook nog een man bij
Die daar zijn leeve liet
Door storme op de lij
Nu nog een schokker hoort
Gevaare was van Dort
Wie was daar schipper van
Zij naam was A Verschoor
Die kwam ook op het strand,
Zij vader daar verloor
Maar hij kwam nog op ’t land
En buite zij nog twee
Zijn jongste Broeder ach
Verdronk er ook toe mee
Wat zijn er van pernis
Al in dat elftal jaare
Al niet een menschen weg
En niet terug gevaare
Daar is toe nog een schuit
Dat zou ik nog vergete
Zijn deeken op gescheurt
Van ouderdom versleete
Die was ook van Pernis
Te zoute uitgevaare
En ook gezonken is
Temidde op de Baare
De Schipper zijne naam
Die is niet onbekend
Het was Elias Ketting
Die daar zoo ook omtrent
Zoo de afgrond weg moest daale
Daar rees een middel op
Daar was toe net een sloep
Die hem daar af kwam haale
Nu is de laatste tijt
Al weeder wat gebleeke
Wat hebbe zij toe niet
Haar oogen uit gekeeke
Al weeder na een schuit
Zoo als er geen meer vaart
In Februarij negentien
Nadien van niemand gezien
Ach wat een droevig lot
Al weeder is vergaan
Wie kan er Groote God
Voor uw gericht bestaan
Hoe dat die menschen dan
Een kostelijke schuit
Nu weggenoome zijn
Daar weete wij niet van
De menschen van Pernis
Die denken met een storm
Of overgezeilt is 
Dat kan men dan wel denken
Maar dat is nu ’t geval
Dat agt moeste verdrenke
Weer menschen die de nood
Al op het hoogste drong
Om ook hun soopre brood
Te winne op de zee
Op ’t laatste komt nu God
En neemt hun ziele mee
De Schipper zijne naam 
Die zal men toch wel weete
En het volk onder hem
Zal men ook niet vergeete
Wel Gerrit Verschoor
Wet gij zoo weggenoome
Wel op een oogenblik
Zoo even als wij droome
En aanstons ook uw volk
Vergaan in al die stroome
Zooals Hendrik Verschoor
Zijn zwager Gerrit Spuij
Broer Janus met zijn zoon
Die pas van smoeders pot
Moest vaare op de poon
Nu hebt gij nog Piet ’t Hart
Daarbij een wonder ding
De laatste van het volk
Dat was een vreemdeling
Zijn naam was Jan van ek
Op Zwartewaal woonachtig
Wat zijn Gods daden groot
En ook zoo wonder kragtig
Die was toe meegegaan
Tot alles onbereid
Het was maar voor een reis
En voor verlegenheid
Een man die moest na huis
Wat zijn Gods wonders groot
De tijding kwam aan boort
Zijn moeder die was dood
Daar ziet men menschen nu
Het albestuur van God
De dood al van die vrouw
Dat was die man zijn lot
Nu ga ik verder voort
De schipper had een zoon
Die ook nog was aan boort
Die heete Hein Verschoor
Die door dit droef geval
Zijn leeve ook verloor
Weg zijn die schepslen al
Nu menschen van Pernis
Ag neemt hieraan een schetse
Wanneer men afscheid neemt
Ag doet het met geen flesse
Ach menschen hoort mijn raad
En laat ons daar voor zorge
Wanneer men afscheid neemt
Ach houd den drank verborgen
Want ’t is misschien voor ’t laats
Dat wij malkander zien
Dat voor de laatste maal
De afscheidskus geschien
Want dat is nu ’t geval
En ook een groot verdriet
Als dat men door den drank
Het afscheid niet inziet
Maar als gij dan vare moet
Valt liever op uw knieen
En bid die goede God
Dat hij uw mag bewaare
Voor al het onheil
Er plaas heeft op de baare
Dat hij uw Leidsman is
Als gij zijt uit gevaare
Al op dees Oceaan
En hij uw dan beschermt
In storme of orkaan
En na verloop van tijt
Uw weeder mag doen keere
Elk na de uwe toe
De plaas van uw begeere
Nu menschen altemaal
Houd dat maar in gedachte
Dan kunt wij ons beroep
Den zegen Gods ver wachte
En  komt wij dan eens thuis
Al bij malkander saame
Vind gij dan alles wel
Dankt dan dien goede God
En zeg daarop Amen

Pernis 10 Julij 1861, Elias Meijboom. 

Elias Meijboom trouwde op 26 maart 1853 te Pernis met Neeltje Versteeg. Hij dateerde zijn rijm op 10 juli 1861, toen hij en zijn vrouw 30 jaar oud waren en ze vijf dochters hadden: Janna 8 jaar; Jaantje 6 jaar; Teuntje 5 jaar; Maria 3 jaar en Jannetje 1 jaar. Dit gedicht troffen we aan in de Oudheidkamer te Pernis.

Genealogie Van der Steen, verhalen en stambomen, leren uit het verleden.

Terug naar Verhalen.