Marinus van der Steen (1857-1936) en Jacoba van Vliet (1855-1936)
Marinus van der Steen woonde vrijwel zijn hele leven in Pernis. Hij stond in het dorp bekend als Rinus de Priester. Dat zegt iets over zijn statige voorkomen. Hij was getrouwd met Jacoba van Vliet (1855 – 1936), ook wel Cosie genoemd. Marinus komt uit een Pernisser vissersgezin met twaalf kinderen. Zijn ouders zijn Gerrit van der Steen (1831 – 1902) en Leigje Verschoor.Net als zijn vader Gerrit (foto hierboven), was Marinus een visser in hart en nieren. Meer dan vijftig jaren heeft hij de Noordzee bevaren. Pas toen de zeemijnen veel slachtoffers begonnen te maken, heeft hij zijn vissersbestaan opgegeven. In de familie doet nog het verhaal de ronde dat hij wel bereid was tegen de elementen te vechten, maar mijnen vond hij ver beneden zijn stand. Hij trok bij Gerrit in, één van zijn beide zoons, die als administrateur werkzaam was in Amsterdam. Daarover straks meer.
Rinus en Cosie woonden aan de toenmalige haven, op nummer 19 aan de Nieuwendijk.
Het huisje staat er nog en in 1988 maakten we er wat foto's van. Rond 1920 zag de Nieuwendijk er zo uit: (Foto hierboven links). Drie panden zijn er nog. Op de foto hierboven rechts ziet u hoe het er uit zag in 1988.
Of Marinus ook als schipper succesvol was, weten we niet. In het Visserij museum in Vlaardingen komen we zijn naam slechts één keer tegen in de functie van schipper. Het was in 1893 op de PR 3, de Admiraal van Kinsbergen van rederij Speelman. Doorgaans zie je jarenlang dezelfde schipper op een vissloep, maar dit was blijkbaar maar voor één reis weggelegd voor Marinus. Wat daar aan de hand geweest is zal wel altijd duister blijven. Of zijn er nog boeken van deze rederij? Dat het een ervaren zeeman was lijkt wel duidelijk. Anders overleef je die onberekenbare Noordzee geen vijftig jaar. Oom Jo (Johannes Hendricus Gerr. Zn) vertelde op 8 mei 1988 over opoe Cosie dat ze paranormaal begaafd was. Op een nacht om 1.30 uur riep Cosie: "Hé, z'n been gaat stuk". Die nacht was haar man Marinus in Schotland en is op dat tijdstip uitgegleden en van het schip gevallen. Daarbij bezeerde hij z'n been. Enkele dagen later kwam de reder dat vertellen. Toeval of niet: In tegenstelling tot de meeste gezinnen uit die tijd hebben Marinus en Cosie maar twee kinderen gehad. Toen de visserij vanuit Pernis afliep, is het gezin naar IJmuiden vertrokken. Dat was in april 1919.
Gerrit (links, 1880 – 1961) met zijn ouders Marinus van der Steen en Jacoba van Vliet. Uiteindelijk belandt het inmiddels bejaarde echtpaar in of kort na 1926 bij hun zoon Gerrit en zijn vrouw Sophie in Amsterdam. Ze woonden daar in de Bestevaerstraat 1 hs. met hun zes kinderen. De laatste jaren dat ze bij hun zoon Gerrit woonden was opoe Cosie dement. Nog jaren later werd zij geciteerd met de uitspraak: "Ieder kind heeft een ziel te verliezen".
Gerrit heeft als jongste slechts één reis meegemaakt op een Pernisser sloep, maar dat had hij al snel bekeken en hij vertrok ijlings naar Amsterdam. Marinus heeft, volgens overlevering, zware jaren gehad in zijn laatste levensfase. Behalve als visser had Marinus geen andere opleiding genoten. Hij kon wel schoenmaken en dat is nog te zien op de familiefilm op deze website onder het kopje 'Beeld en geluid'. Het aambeeld waarop hij werkte is nog in ons bezit.
Marinus liet zich niet kennen en werd gewoon sjouwer bij een krant: Bij de Standaard. In 1936 zijn beide echtelieden overleden. Hieronder een foto van Rinus en Cosie op de veranda van het pand aan de Bestevaerstraat 1 hs. te Amsterdam.
De spanjolet boven de linker schouder van Marinus is sinds 2010 ook in ons bezit. Van Gerrit (Gerr. zn.) erfden we de zilveren lepel en vork van over opa Marinus. Deze bevinden zich in ons (digitale) familiearchief. Zie het album ‘Familie museum’ in 'Beeld en geluid -> Afbeeldingen', waar dit eetgerei te zien is, evenals de spanjolet van de veranda deur in de Bestevaerstraat.
Tante Co (enige zus van ons beider vaders) vertelde ook dat Opoe Cosie (Jacoba van Vliet) nog traditioneel gekleed ging. Ook toen ze in Amsterdam woonde.
In de tweede wereldoorlog heeft tante Co de gouden spiraaltjes van de hoofdtooi ingeleverd om trouwringen van te laten maken. Van de kanten muts werden zelfs gordijnen gemaakt.
Toos (Jacoba Jacobsdr.) vertelde dat het gebruikelijk was dat de familie een kaars voor het raam brandde als vader met slecht weer op zee was. Dan 'kon hij het huis beter vinden'. Dit verhaal is opgetekend door twee achterkleinkinderen van Marinus en Cosie, t.w. Carel en Johan van der Steen, beheerders van deze site.
Aanvullingen, vragen of opmerkingen kunt u mailen naar: jencvdsteen@gmail.com
Genealogie Van der Steen, verhalen en stambomen, leren uit het verleden.
Terug naar Verhalen.